In dit onderdeel gaan we in op de groepen inwoners van de gemeente Groningen die leven van een inkomen onder of rond het beleidsmatig minimum en/of moeite hebben om rond te komen. Armoede is daarbij: (langdurig) niet voldoende financiële middelen hebben om (zelfstandig) te voorzien in de minimaal noodzakelijke goederen en voorzieningen voor een volwaardig leven.
Eerst volgen cijfers over inkomens afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). We kijken naar huishoudens met een huishoudensinkomen lager dan 110% van het beleidsmatig minimum. Ook kijken we naar de personen en kinderen in deze huishoudens. Studentenhuishoudens blijven hierbij buiten beschouwing. Het beleidsmatig minimum is ongeveer even hoog als een bijstandsuitkering.
Verder brengen we een aantal andere kenmerken in beeld, zoals de duur van het lage inkomen.
Deze gegevens geven een objectief beeld van de mate van armoede in de gemeente en de ontwikkeling daarvan. En we kunnen die vergelijken met andere gemeenten en regio's.
Er zijn ook cijfers uit eigen gemeentelijk onderzoek. In de Enquête leefbaarheid is inwoners gevraagd naar het netto besteedbaar inkomen (in categorieën). Er is ook gevraagd naar de moeite die het kost om rond te komen, en naar de toekomstverwachting voor het inkomen.
Dit reikt verder dan feitelijke inkomens. Bij 'kunnen rondkomen' gaat het over de balans tussen inkomsten en uitgaven, en in hoeverre iemand hierover regie heeft en financieel zelfstandig is. Iemand met een hoger inkomen kan bijvoorbeeld vastzitten aan hoge kosten, en daardoor moeite ondervinden met rondkomen. En iemand met een laag inkomen kan er zo goed in zijn om de tering naar nering te zetten, dat het goed lukt om rond te komen. Deze vraag geeft ook een indicatie over hoe 'duur' de inwoners het leven op dit moment vinden, zowel minima als niet-minima.
Zie voor de minima per wijk het buurtinformatiesysteem Gronometer